Peeters

9. Beschrijving


181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
Noten
1.S. Leurs, 'De Hoog- en Laatgothiek' in S. Leurs 1937, 285-374.
2.Over het geometrisch ontwerpprocédé een gestaag groeiende literatuur. In Lambert Hezenmans' tijd waren de voornaamste bronnen: E. Hoffstadt, Gothisches ABC-Buch, das ist: Grundregeln des gothischen Styls für Künstler und Werkleute, Frankfurt a/Main 1840; A. Reichensperger, Das Bünchlein von der Fialen Gerechtigkeit, von Mathias Roriczer, Trier 1845; G.G. Ungewitter, Lehrbuch der gotischen Konstruktionen, Leipzig 1858-1864; E. Viollet le Duc, Dictionnaire raisonné de l'architecture française du XIe au XVI siècle, 10 vol., Paris 1854-1868. Voor een recente bibliografie: L.R. Shelby (ed.), Gothic Design Techniques, London/Amsterdam 1977 en bespreking daarvan door Werner Müller in Architectura 1978, 190-193.
3.Onder de Dom van Keulen zijn paalgaten voor het uitzetten van de plattegrond ook inderdaad gevonden, onder andere precies onder de sluitsteen van de middelste straalkapel in de bodem. willy weyres, 'Das System der Kölner Chorgrundrisses', Kölner Domblatt 1959, 97-110; Arnold Wolff, 'Chronologie der ersten Bauzeit des Kölner Domes 1248-1277', Kölner Domblatt 1968, 7-230, in het bijzonder 214.
4.L.A.J. Keuller, 'Koorsluitingen II', Bull. NOB 1919, 153-168, fig. 67-68.
5.R. Meischke, 'Drie kerken van Rutger van Kampen', Opus Musivum (Feestbundel voor prof. dr. M.D. Ozinga), Assen 1964, 115-158, in het bijzonder 128.
6.Verslag van de Commissie voor de Uitw. Herst. 8 juli 1863 (ARA, Dep. Bi.Z.).
7.Het hele transept onttrekt zich in detaillering op allerlei plaatsen uit- en inwendig aan het systeem dat door de ordonnantie van het koor gedicteerd wordt.
8.Vgl. zuidportaal van het koor van de Dom van Augsburg (1356), Petrusportaal van de Keulse Dom (1380-1400), hoofdportaal van de Dom van Regensburg (1390-1460), zuidportaal Dom van Xanten (1494-1509), noordportaal St. Walburg Zutfen (1490-1500).
9.Vgl. Mosmans 1931, 524-525 en tekening van Beerstraten.
10.J.M.F. IJsseling, 'De Grote of Onze Lieve Vrouwekerk te Breda, aantekeningen over de bouwgeschiedenis'. Jaarboek van 'De Oranjeboom' 21 (1968), 10.
11.Op de pentekening van Albrecht Dürer uit 1514 (Wenen, Albertina) te zien als een laaggebleven torso met pyramidaal dak tussen de schilden van de hoge daken van dwarspanden, schip en koor. Huidige bekroning na de brand van 1533.
12.Smits 1907, 36-37; Mosmans 1931, 93-95.
13.Mosmans 1931, 91; opnieuw geconstateerd bij graafwerk voor kabels in 1981.
14.Van enkele van deze kraagstenen bevinden zich gipsafgietsels in de bouwloodsen: inventarisnummers 280 t/m 282, 284, 552. Aan de kant van het koor, tegen de koorpijlers dus in de binnenzijbeuk, hebben de kraagstenen alleen bladwerk: de enkelvoudige achtkante dekplaat houdt zich aan de middelste peerkraal.
15.KA, inv. nrs. 209, 210 en 211: Leggers der graven en grafkelders in de kerken binnen de stad 's-Hertogenbosch van 1755, 1779 en 1804-1805.
16.Zie hoofdstuk 2 en Mosmans 1931, 195-196.
17.Mosmans 1931, 73-74.
18.Ibid., 196.
19.Ibid., 176-177 en 191. Opnieuw vastgesteld in 1980.
20.Zo schetsmatig gereconstrueerd door peeters 1981 vóór de vondsten van de funderingen in januari 1982. Hij dacht daarbij aan de halfronde rode muurkolommen in de Sint Geertruidskerk te Bergen op Zoom.
21.Mosmans 1931, 185-193, afb. 116 op p. 184 en afb. 122 op p. 191. Hij meent, dat een galerij wel aanvankelijk (1370) bedoeld, maar niet verwezenlijkt is en dat de zijruimte tenslotte (na 1420) ongedeeld opging.
22.Vgl. Mosmans 1931, 113-114.
23.Dit dikteverschil is door Lambert Hezenmans geobserveerd in zijn langsdoorsnedetekening: Hezenmans 1895, pl. 111.
24.Mosmans 1931, 97-98 en afb. 56 op p. 102. De situatie blijft raadselachtig en zonder afdoende verklaring.
25.Zie ook hoofdstuk 14.
26.Op de muur hier het opschrift: Patronus Basilicae Cathedralis S. Johannes Apostolus et Evangelista Nomen Ordinarii Dioecesis Wilhelmus (bisschop Wilhelmus Mutsaerts, 1943-1960; de kerk kreeg in 1929 de rang van basiliek).
27.Als stadskom geduid door Smits 1907, 113 en Mosmans 1931, 139-140, ontzenuwd door Van de Laar 1980, 138.
31.Mosmans 1931, afb. 137 op p. 221.
32.Ibid., afb. 136 op p. 220.
33.Zie noot 21.
34.Inventarisnummer 41.
35.GA, schriftelijke nalatenschap mosmans, doos nr. 19: mededeling van Lambert Hezenmans op 13 mei 1908 aan Jan Mosmans.
36.Mosmans 1931, 166 heeft ten onrechte de traceringen van een restauratie-ontwerp voor de toren uit de jaren '60 van de vorige eeuw als de originele middeleeuwse beschouwd.
37.Smits 1907, 20.
38.Mosmans 1931, 163.
39.GA, archief Mosmans, doos nr. 19.
40.Vgl. ribprofiel Sint Michaelskapel in de Domtoren, 1328, en in de kapellen bij de toren van de Maartenskerk te Zaltbommel, tweede helft 15de eeuw. Maar veel vroeger al aan de viering- en schippijlers van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Diest (± 1260 - 1288).
41.Van den Leemputte, 780; Van Oudenhoven, 93.
42.Rijmkroniek verzen 283-284, in: Mirakelen, 145.
43.Ibid., 147 (v. 297); Mosmans 1931, 337 en 428; Hezenmans 1866, 163.
44.Reeds in 1430 is sprake van een ongeconsacreerd Maria-altaar. In 1466 staat Johannes VIII van Heinsberg, bisschop van Luik, toe daarop een stille mis te lezen: in altari beate Marie retro in ecclesia sancti Johannis, nondum consecrato. Het ging om een draagbaar altaar: supra lapidem portabilem (Mosmans 1931, 327). Mosmans (1931, 328) situeert een altaar ter ere van Maria, Barbara, Monulphus en Gondulphus in de straalkapel ten noorden van de middelste, maar misschien stond het in de westelijke Lieve Vrouwekapel; het werd vóór 1447 gedoteerd of gesticht door kanunnik Jan Back. Zie voor deze onopgeloste problemen ook Mirakelen, 49.
45.GA, archief Mosmans, doos 19, aantekeningen en drukproeven van lijnclichés voor een nooit verschenen artikel. Volgens het Chronicon Buscoducense van molius uit het midden van de 16de eeuw is de kapel wel degelijk ten behoeve van het mirakelbeeld gebouwd: in 1380 begon de beeldverering en daartoe werd een prachtig versierde kapel gebouwd waar dagelijks meerdere missen gelezen werden.
46.Contract in het Archief van het Bisdom, afgeschreven door mosmans op 16 maart 1931, bundel 13 archief Mosmans in GA.
47.Mosmans 1931, 476.
48.Coppens ii, 69.
49.Van de Laar 1980, 137-154. Hier ook een beschrijving van het ritueel rond de inspecties van de comme en het tijdelijk uitnemen van charters en zegels.
50.Vgl. Mosmans 1931, 31 en 140 en Van de Laar 1980, 149.
51.Cuypers, Brievenboeken (NDB), I, 467-468, 22 februari 1881.
52.Mosmans 1931, 69.
53.Ibid., afb. 24 op p. 45.
54.Smits stelt de bouwtijd op 1350, Mosmans op 1330. Stichting als doopkapel kan toch niet geheel uitgesloten worden, ondanks het verhaal over een plaats van de doopvont in de Lieve Vrouwekapel aan de noordkant van de toren. Situering van de doopkapel aan de zuidzijde van de kerk was niet ongewoon: in de Sint Maarten te Zaltbommel en de Lieve Vrouwekerk te Breda bevindt zich de doopkapel ten zuiden van de westtoren.
55.Mosmans 1931, 193 en n. 1.
56.Hezenmans 1866, 330, en Mosmans 1931, 391. Zie de opmerking in noot 54.
57.Mosmans 1931, 535. De kraagstenen in de doopkapel c.a., het beeldje uit 1884 (of 1880 al) inbegrepen, zou men gemakkelijk als uit ± 1470-1480 schatten (vgl. Brabantse, maar ook Utrechtse sculptuur). Waaruit het bijwerken door Van Nunen bestond, is niet duidelijk. Zie verder onder hoofdstuk 10.
58.Smits 1908 (Wegwijzer), 23.
59.Kerkrekeningen over de jaren 1768-1781, passim. Het loon altijd precies vermeld, het aantal aangekochte leien niet. De prijs van de leien fluctueert sterk, van ƒ 15,- tot ƒ 45,- per duizend, maar in de loop der tijden niet van goedkoop naar duur.
C. Peeters, 'De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch' (1985) 181-238